De kersverse fractievoorzitter van de PvdA, Mariëtte Hamer, staat pardoes voor
een gênante vuurdoop. Hamer was de drijvende kracht achter het uit 2006
stammende plan om van kinderopvang een echte ‘basisvoorziening’ te maken.
Het kabinet loopt ruim een jaar na de invoering echter aan tegen een
gierende kostenstijging van ruim een half miljard euro. Minister van
Financiën Wouter Bos gaf donderdag aan dat hij geen extra geld beschikbaar
wil stellen. Dat betekent dat er gesneden moet worden in Hamers eigen
kroonjuweel.
Dit mag allerminst een verrassing heten. Het oorspronkelijke PvdA-idee klonk
sympathiek, maar de toonde bij aanvang al fatale gebreken.
Lagere kosten voor de kinderopvang, zo stelden Hamer cum suis, moesten
meer moeders stimuleren aan het werk te gaan. Vreemd genoeg bekommerde de
PvdA zich weinig om het feit dat de extra subsidie vooral ten goede zou
komen aan midden- en hogere inkomens. Voor lagere inkomens werden de
opvangkosten via toeslagen al ruim gesubsidieerd.
Bovendien nam Hamer het risico voor lief, dat informele opvang door opa’s en
oma’s zou worden ingeruild voor formele opvang. Dat zou de staat geld
kosten, zonder garantie dat dit de arbeidsparticipatie van moeders werkelijk
zou stimuleren.
Dat de staat flink moet dokken, is inmiddels overduidelijk. Het aantal
kinderen in de gesubsidieerde opvang nam afgelopen jaar met 130 duizend toe
tot 625 duizend. Dit betrof kinderdagverblijven, gastouderopvang en
buitenschoolse opvang. Het aantal kinderen dat betaalde gastouderopvang
genoot verdubbelde zelfs, van 70 duizend tot 140 duizend.
Van te voren was al duidelijk dat vooral midden- en hogere inkomens gingen
profiteren van de extra impuls van 125 miljoen euro voor de verhoging van de
kinderopvangtoeslag.
Ouders die samen 70 duizend euro verdienden kregen in 2006 21,5 procent
voor hun eerste kind vergoed. Dit percentage werd in 2007 met maar liefst
13,5 procentpunt opgerekt tot een rijksbijdrage van 35 procent. Bovendien
werd de bovengrens waarbij ouders steun kregen voor de kinderopvang opgerekt
van een maximuminkomen 96.500 euro in 2006, tot een maximum van 130.000 euro
in 2007.
Gezinnen met lagere inkomens konden al aanspraak maken op veel subsidie, maar
kregen er minder bij. Voor ouders met een gezamenlijk inkomen van 30 duizend
euro betaalde de overheid in 2006 53,8 procent van de opvangkosten van het
eerste kind. Dit percentage ging in 2007 veel minder hard omhoog, te weten
met nog geen 4 procentpunt tot een bijdrage van 57,4 procent.
Of de arbeidsparticpatie van moeders echt baat heeft gehad bij de extra
steun voor de kinderopvang, valt ruim een jaar na de subsidie-impuls nog
niet te zeggen. Wel is de financiële nood bij het kabinet zo hoog opgelopen
dat Bos aan de noodrem trekt.
Ongetwijfeld draait dit erop uit dat gezinnen met midden- en hogere inkomens
minder subsidie krijgen voor de kinderopvang. Dit valt op zich goed te
verdedigen voor een partij die claimt dat de sterkste schouders de zwaarste
lasten moeten dragen. Maar dat had de PvdA twee jaar geleden ook kunnen
bedenken.
Pijnlijk is vooral dat de overheid door de aanpassing van de met veel bombarie
verkochte 'basisvoorziening' anderhalf jaar na de invoering een
onbetrouwbare indruk maakt. Hamer heeft wat uit te leggen.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl